De
uitspraak ‘maart roert z’n staart’ is meestal de negatieve
dekmantel voor de wispelturige wisseling van temperaturen en
weersomstandigheden, maar deze maartse zon-dag brengt
ons – en vele anderen – bijzonder veel plezier en positiviteit en
tovert op bijna ieders
gezicht een glimlach. Een stralende dag.
Stilte en rust.
Onze wandeling begint bij het station van Harderwijk. Een stad die dorps aandoet met z’n kneuterige straatjes en doorkijkjes. We hebben ons voorgenomen om deze dag in alle rust te wandelen, want we hebben het allebei de laatste tijd zo druk gehad dat we daar in alle haast geen tijd voor hadden.
Onze wandeling begint bij het station van Harderwijk. Een stad die dorps aandoet met z’n kneuterige straatjes en doorkijkjes. We hebben ons voorgenomen om deze dag in alle rust te wandelen, want we hebben het allebei de laatste tijd zo druk gehad dat we daar in alle haast geen tijd voor hadden.
Het duurt niet lang voor we bij het eerste luisterpunt komen aan de Friese Gracht. Twee ooggetuigen vertellen het verhaal van de arrestatie van de onderduikers Selma, Betty en Frits Philips. Het is aangrijpend als je één van hen – een verzetsvrouw – hoort zeggen: “ We zagen ze lopen en hebben het niet kunnen voorkomen. Of misschien hebben we nog te weinig gedaan? ‘k Weet het niet, maar we konden niks doen want de represailles zouden zo zwaar geweest zijn. Nee…..”. Daarna valt de spreekster stil. Wij ook. Er is weinig fantasie voor nodig om 70 jaar later op die plek te bedenken hoe dat er uit moet hebben gezien. Triest. Intriest.
Alle namen van de verdwenen Joodse Harderwijkers staan op de marmeren plaat.
Ezechiel de Lange (in de volksmond: Zeeg de Jood) was één van hen. Het buurjongetje van toen vertelt het verhaal van zijn buurman die een actief en betrokken Harderwijker was. Prominent en geliefd. Totdat de borden “Voor Joden Verboden” verschijnen. Geen geborgenheid meer, maar eenzaamheid.
Zijn naam, de naam van zijn vrouw, het gezin Philips en nog meer namen staan in zilverkleurige letters op een, voor het oog, vernielde steen. Het staat symbool voor het gat dat geslagen werd in de Harderwijkse gemeente..
Wanneer
we door de Hoogstraat wandelen horen we het verhaal van Peter Kok.
Hij was in 1942 drie jaar toen hij elke dag vanuit de winkel van zijn
ouders overstak naar de stoffenwinkel van de familie Härtz voor een
snoepje. De kleine Peter schopte met z’n klompje tegen de deur als
aankondiging dat hij voor een ‘pippermoentje’ kwam.
Hij was de kleine vriend van de 18-jarige Aron.
Er kwam in datzelfde jaar een oproep voor Peters’ buurjongen om zich te melden om in werkkamp Staphorst te werken. Aron meldde zich vrijwillig om te voorkomen dat de hele familie werd opgepakt. Een paar maanden later schopte Peter op een dag tegen de deur, maar de buren deden niet meer open. Vader en moeder Härtz waren met hun dochters ondergedoken. “Zij hebben de oorlog overleefd, maar Aron was er niet meer”, vertelt Peter met gebroken stem.
Er kwam in datzelfde jaar een oproep voor Peters’ buurjongen om zich te melden om in werkkamp Staphorst te werken. Aron meldde zich vrijwillig om te voorkomen dat de hele familie werd opgepakt. Een paar maanden later schopte Peter op een dag tegen de deur, maar de buren deden niet meer open. Vader en moeder Härtz waren met hun dochters ondergedoken. “Zij hebben de oorlog overleefd, maar Aron was er niet meer”, vertelt Peter met gebroken stem.
Rust…
De drie verhalen nemen we mee onderweg naar Nunspeet. Het geluid van het spoor dat we of aan de linker- of rechterhand volgen, confronteert ons met de haast van de langs denderende treinen. Toch brengt het ons rust en zeggen we niet zoveel tegen elkaar.
We wandelen samen, staan in gedachten stil en vinden rust.
Niet dwalend, niet eenzaam en vooral niet alleen. We voelen ons gedragen!


Geen opmerkingen:
Een reactie posten